Winstreservering door meerderheids-aandeelhouders en de grenzen van artikel 2:8 BW

Publicatie V&O 2012, nummer 1

Mr. M.L. Schönau

Inleiding
Op 15 november 2011 wees het Hof Amsterdam arrest in een geschil tussen gedaagden KLM NV, Air France KLM SA en twee Nederlandse minderheidsaandeelhouders als eisers: de VEB NCVB en Emarcy BV (hierna respectievelijk: KLM, AFKLM, VEB en Emarcy).1 In deze zaak ligt de vraag voor of het door de vergadering van prioriteitsaandeelhouders (in casu: AFKLM) genomen besluit tot reservering van 90,7% van de winst strijdig is met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek (BW) en om die reden voor vernietiging ex artikel 2:15 lid 1 onder b BW in aanmerking komt.

Uit de betrekkelijk schaarse jurisprudentie van de gewone rechter met betrekking tot vernietiging van besluiten van de meerderheid tot winstreservering ex artikel 2:15 lid 1 onder b BW volgt dat slechts in uitzonderlijke gevallen wordt aangenomen dat een dergelijk besluit strijdig is met de redelijkheid en billijkheid die jegens de minderheid in acht moeten worden genomen: de toetsing is marginaal.2

In deze bijdrage plaats ik het arrest inzake KLM/VEB en Emarcy binnen het kader van de reeds bestaande jurisprudentie op het gebied van dividendbesluiten van zowel de Ondernemingskamer (hierna: OK) als de gewone rechter. Nu VEB en Emarcy zich voornamelijk tegen de inhoud van het besluit hebben gericht en niet zozeer tegen de totstandkoming, ziet deze bijdrage uitsluitend op de toetsing van de inhoud van besluiten.

Lees hier de gehele publicatie (pdf).

Damen & De Koning Advocaten - Winstreservering door meerderheids-aandeelhouders en de grenzen van artikel 2:8 BWDamen & De Koning Advocaten - Winstreservering door meerderheids-aandeelhouders en de grenzen van artikel 2:8 BW